‘En toch kan ik niets met dat kerstverhaal van jullie’. De man sprak me aan tijdens de Lichtjestafel, een maaltijd voor mensen die wel wat gezelschap kunnen gebruiken in de donkere decembermaand. Hij legde me uit waarom het christendom hem onzinnig leek. ‘Jullie vereren een mens die God zou zijn. En je mag nooit neerknielen voor een mens alsof die God is.’ Daar sloeg hij de spijker op z’n kop. Er zijn al genoeg godenzonen in deze wereld die menen onkwetsbaar te zijn en alles te mogen doen wat in hen opkomt. Maar of dat nu betekent dat ik met mijn medegelovigen hetzelfde doe bij het Kerstkind, nee, dat waag ik te betwijfelen. Ik denk dat het eerder andersom is.

In veel kerststalletjes vind je Jezus met een aureooltje. Hij heeft iets heiligs. Ja, me dunkt. Hij houdt ons meer dan tweeduizend jaar later nog steeds bezig. Vaak zijn Maria en Jozef dan ook van een aureool voorzien. Van hen maken we hooguit heiligen, maar geen goden. En Jezus? De eerste leerlingen van Jezus hebben hun hoofd gebroken over de vraag hoe je in taal vangt wat ze bij Jezus zien. Hij heeft iets van zijn vader, zouden we bij baby’s zeggen. En bij deze dus ook. Heel veel zelfs. Zo erg, dat we iets van God in hem herkennen. Zo komt God dichtbij. En dat is een zeldzaam lichtpuntje in een tijd waarin we, ook nu, het gevoel kunnen hebben aan de goden overgeleverd te zijn.

Toch is het omgekeerde nog krachtiger voor me. Er werd een mens geboren, die zo op God leek, dat hij niet alleen God was, maar ook méns was. Ik bedoel dit, als je me nog volgt (hou vol!): voor mij is de kracht van Kerst dat God niet een trucje doet en als mens geboren wordt (voilà, hier ben ik), maar dat Hij laat zien hoe je mens kunt zijn. Jezus wordt niet alleen geboren om God dichtbij mensen te laten komen en te laten zien dat God het iets kan schelen hoe het met ons gaat. Jezus laat zien hoe je mens kunt zijn. Want dat is verdraaid lastig.

Steeds meer wordt me duidelijk, en ik heb er al vaker over geschreven, dat een zoektocht naar zingeving, naar spiritualiteit zo je wilt, gaat over menswording. Hoe word ik mens? Nu zul je zeggen: 'Dat ben je toch? En ik ook?' Ja, maar tegelijkertijd hebben we veel moeite om echt mens te zijn. We maken onszelf groter dan we zijn. We durven ons niet kwetsbaar op te stellen. We laten onze gevoelens niet zien. Ze zullen eens wat van ons denken… We durven onze fouten niet onder ogen te zien, laat staan toe te geven. We leggen de lat voor onszelf en anderen steeds hoger. We vergelijken ons met anderen en zijn onszelf niet. We ervaren hoe ons lichaam en onze geest ons in de steek kunnen laten. We ervaren verlies. We raken lieve mensen, dromen, banen, relaties, zekerheid, rijkdom en wat niet al kwijt. Mens zijn is soms gewoon niet leuk.

Dus maken we iets anders van onszelf. Lachen we ons verdriet weg. Houden maskers op. Verliezen we ons in drukte, in verslavingen, andere relaties of in somberheid en zelfs depressies. Houden we vast aan onze zekerheden waarin we het allemaal best op orde hebben. Maar zijn we echt méns?

Ik snap, ik doe een doos open van gevoelens en ervaringen die we liever niet willen voelen. En niet iedereen heeft er even veel last van of denkt dat. En dat is helemaal niet erg. Maar mij wordt steeds duidelijker dat Kerst pas echt gaat leven als je ziet dat daar een Kind geboren wordt die het ons eens voor gaat doen. Hoe ben je nou mens? Hoe kijk je om naar mensen die we maar al te makkelijk uitsluiten, en hoe mag je gezien worden als je uitgesloten wordt? Hoe zijn beschadigingen die je in je leven oploopt niet iets waarover anderen met elkaar praten en alles van je willen weten, maar dingen die geheeld moeten worden, waar aandacht voor mag zijn? Hoe kun je omgaan met schuld van anderen, en van jezelf, zonder een onmens te worden? Met andere woorden: hoe kun je leven, als mens?

De tijd en de gelegenheid was er niet voor om de man dit allemaal uit te leggen, dus deed ik het maar in de praktijk: ik nam de tijd voor zijn verhaal, dat hij naar mijn gevoel op weinig andere plekken kwijt kon. En ik bracht hem thuis, omdat hij toch niet zelf zijn vervoer hoefde te regelen, al wilde hij dat graag om niet afhankelijk te zijn. Het is niet erg dat je afhankelijk bent, hoe sterk je ook bent of denkt te zijn. Het is goed dat je mens bent. Nu moeten we daar zelf nog in gaan geloven.

Otto Grevink is dominee in De Langstraat en verbonden aan Pioniersplek Zin op School. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.