Op school kreeg ik les van Buurman en Buurman. Niet van het iconische duo uit de kinderserie, maar van meneer en mevrouw Buurman. Hij gaf Nederlands, zij geschiedenis. Ze kwamen elke ochtend samen binnen. Zij haar arm door zijn arm gestoken, hij met een stropdas passend bij haar pakje. Zij heette op het schoolplein 'Buurvrouw', dat begrijp je. Maar ze was een steengoede docente. Ze gaf zo goed geschiedenis, dat ik er bij elk politiek conflict en elke verkiezingen nog aan terugdenk.
Het was de tijd van nieuwe democratieën. Duitsland werd herenigd, Oost-Europa ging het democratische experiment aan en zelfs Rusland zou een democratie met meerdere partijen worden. De democratie als staatsvorm leek oppermachtig en alle dictaturen te overwinnen. Zelfs Saddam Hoessein moest buigen na de eerste Golfoorlog.
Dat was toen. Veel mensen die zich te lang niet gehoord voelden, hebben inmiddels liever dat hun mening of hun sterke man de doorslag geeft, dan dat de democratie overeind blijft. En dat is toch eigenlijk gek als je weet waar we vandaan komen? Ik kijk met stijgende verbazing naar politici die het oké vinden om het recht naar hun hand te zetten. Omdat zij vinden dat ze het bij het rechte eind hebben. En dat dan verpakken in het jasje dat rechtsinstituten partijdig zouden zijn.
Maar met hun kritiek op rechters en de Raad van State doen ze niet alleen anderen tekort, maar ook zichzelf. Want als er morgen een andere meerderheid is, als mensen in meerderheid wat anders vinden, dan zijn zij de Sjaak. Juist een democratie waarborgt, leerde mevrouw Buurman mij, dat het geen ‘dictatuur van de meerderheid wordt’. En je zal maar eens niet tot de minderheid behoren…
En dat is nu juist ook onze angst. Dat we tot een minderheid behoren. En wat zullen die anderen dan wel niet over ons beslissen, hoe wij moeten leven? Tja. Als je maar genoeg tegenstanders tegenover je verzamelt - vreemdelingen, arme of juist rijke mensen, anders geaarden, andersgelovigen, de media, milieuactivisten of juist boeren, linkse of juist rechtse mensen – ja, dan voel je je vanzelf in de minderheid. Mag jij er zijn? Ja! En daarom krijg jij een stem. En zij en hij en al die anderen ook. En niemand mag zijn stem verheffen over een ander. Dus ook niet over de jouwe. Dat is democratie, en daar moeten we pal voor staan.
Het is gek dat ik dit weer van de geschiedenislessen moet herinneren, als je weet waar we vandaan komen. Het voelt zo vanzelfsprekend, die vrijheid. Maar die vrijheid hebben eerdere generaties moeten verwerven. En juist een rabbijn die schreef hierover: ‘Het is niet moeilijk om vrijheid te verwerven, maar haar behouden is het werk van honderden generaties.’ Maar ja, zei mevrouw Buurman over het Duitsland na de Eerste Wereldoorlog: Democratie is mooi. Maar democratie kun je niet eten. Als je je in je bestaanszekerheid, zoals dat nu heet, bedreigd voelt, dan heb je liever die zekerheid en het recht van de sterkste, dan het recht voor iedereen.
En toch ligt daar de sleutel: in het recht voor íedereen. Want jij bent iedereen. Geen verkiezingsoverwinning zal waarborgen dat jouw stem voor altijd sterker geldt dan die van een ander. Dus laten we ervoor zorgen dat ieders stem gehoord wordt. Want dát was toch het probleem? Dat mensen zich niet gehoord voelen? Laten we daarom onze stem geven aan wiens stem niet gehoord wordt. Dan komt het met jou ook wel goed.
Otto Grevink is dominee in De Langstraat en verbonden aan Pioniersplek Zin op School. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.