Dat kinderen onder elkaar heel direct kunnen zijn, dat blijft mij verbazen. Terwijl ik op de speelplaats van de basisschool op mijn kleinzoon stond te wachten, zag ik dat er een aantal kinderen een jongetje plaagden die blijkbaar sinds vandaag een bril moest dragen. Ik stond op het punt om hem te hulp te schieten, maar hield mij in omdat het toch maar beter is dat het jongetje moet leren om voor zichzelf op te komen. Op het moment dat het jongetje met de bril omhoog naar de lucht stond te kijken, werd het stil. De andere kinderen keken ook omhoog. Eén van de plaaggeesten stootte het bebrilde jongetje aan. Hij wilde blijkbaar weten wat daarboven in de lucht allemaal te zien was. "Zien jullie dat dan niet, daar in de lucht", zei het jongetje met de bril. "Ik zie niets dan alleen lucht", zei de plaaggeest. Het bebrilde jongetje keek hem aan en zei: "Dat komt omdat jullie geen bril hebben." En hij holde lachend weg.
Daar kwam mijn kleinzoon al aangelopen met een briefje in zijn hand, die gaf hij aan mij. "Dat gaat over morgen, dan hebben we een biologie uitstapje naar het bos", zei hij. Ik nam het briefje aan en las wat er op stond. 'Informatie voor de ouders over het biologie uitstapje. De kinderen gaan morgen slakken zoeken in het bos, ze hoeven geen eten mee te nemen naar school'. Enigszins bedenkelijk stopte ik het briefje in mijn jaszak.
Ik had mijn kleinzoon beloofd dat ik voor hem die dag pannenkoeken zou bakken. Omdat mijn vrouw weleens vrijwilligerswerk doet, zou ze die middag niet thuis komen. Dus moest ik zelf de pannenkoeken bakken. Want zoals mijn kleinzoon altijd zegt, 'beloofd is beloofd'. Maar omdat ik de mengverhouding niet precies wist, had ik er teveel bloem ingedaan met het gevolg dat de pannenkoeken nogal zwaar op de maag lagen. Mijn kleinzoon had dus genoeg aan een pannenkoek waardoor er nog een paar overbleven. Ik bewaarde er één voor mijn vrouw, voor als ze straks thuis zou komen. "Ik snijd de andere pannenkoek wel in kleine stukjes om ze aan de vogels te voeren", zei ik. "Dat zou ik maar niet doen", zei mijn kleinzoon. "Dan komen ze de lucht niet meer in.”
Mijn kleinzoon is de laatste tijd steeds meer geïnteresseerd in vegetarische voeding. Hij probeert af en toe wat uit, maar vindt de smaak niet altijd lekker.
Die avond at hij met ons mee. Hij zat bedachtzaam op een stukje vlees te kauwen. Plotsklaps keek hij mij aan en vroeg: "Opa, bestaat er ook een manier om het vlees van de koe te krijgen zonder haar dood te maken?" Nee, antwoordde ik hem. Hij keek mij aan en zei: "Wat jammer nou toch, hè opa."
Jules Faber