Het is vandaag heerlijk zonnig najaarsweer. Waarschijnlijk de laatste keer dat ik dit jaar op het terras kan gaan zitten. Al genietend van het najaarszonnetje valt een gesprek van een gezin van het tafeltje naast mij niet te negeren. Ik zie de dochter op haar mobiel kijken en ze zegt het regent volgens haar mobiel.
Haar vader kijkt haar verbaasd aan en kijkt daarna naar de wolkeloze lucht en zegt dat het helemaal niet regent. Waarop zijn dochter naar haar mobiel kijkt en zegt dat het volgens Buienradar wel regent. De vader steekt zijn hand uit om de druppels te voelen. "Ik voel geen druppels", zegt de vader. Zijn dochter wendt haar ogen af van het scherm en kijkt naar de lucht en zegt: "Shit, het is droog, zie je wel pa dat ik een nieuwe mobiel moet hebben."
Toch had Buienradar een vooruitziende blik want nog geen tien minuten later begon het te regen en te waaien. Het waaide zo hard dat de menukaarten van tafel vlogen. Snel pakte ik mijn glaasje wijn en nam die mee naar binnen en ging aan een tafeltje voor het raam zitten. Ik moet altijd even slikken als de zomer vertrekt en de eerste herfststorm zich aandient. Even later verontschuldigde zich een mooie regenboog voor de boze luchten die inmiddels voorbij getrokken waren. Het gebeurt allemaal zo snel, de dagen worden korter de bladeren kleuren zich met rood en geel. Voor mij is de herfst het seizoen van oogsten en vergaren. Maar voor de natuur is de herfst het seizoen van zaaien en verspreiden. Ach, misschien moet ik de herfst zien als een tweede lente, omdat elk blad een beetje lijkt op een kleurrijke bloem, of slaat mijn fantasie dan op hol?
Ook het zonlicht valt inmiddels onder een andere hoek door de ramen. Het begint al vroeg donker te worden en ’s avonds na het eten spelen er geen kinderen meer op straat. Alle tuinstoelen staan weer op hun vertrouwde winterplek in de garage en in de tuin wordt het stil en kaal.
Het is weer de tijd om de narcissen- en krokusbollen van zolder te halen. Die moeten in de herfst, voor de vorst, de grond in. Toen mijn kleinzoon nog klein was hielp hij mij wel eens mee met het planten van de bollen. Hij liep dan zo heerlijk onbekommerd met zijn emmer en schepje rond in de tuin.
Ik deed de bollen erin en hij bedekte ze met zijn schepje met aarde en zei dan altijd tijdens het afdekken ‘welterusten’ of ‘slaaplekker’ tegen de bollen.
Wat kunnen kinderen toch spontaan in hun eigen wereld zitten en lekker er van genieten waar ze mee bezig zijn.
Laat ik ook maar gaan genieten van het inmiddels teruggekeerde lekkere herfstzonnetje en een stevige boswandeling gaan maken.
Jules Faber
