Waterzak
Ook wij gingen eind jaren zestig op vakantie en dan niet meer naar de Veluwe, Drenthe of Den Haag maar naar het verre Oostenrijk. Ik was 15 en we gingen met de DKW-junior. Samen met oom, tante en twee neven reden we met twee auto’s richting de Alpen. Maanden van voorbereiding waren hieraan voorafgegaan. Eerst moest er een tweedehands tent gekocht worden die werd uitgetest. Op een naburige camping sliepen we voor het eerst op een luchtbed en worstelde pa zich compleet met zijn forse buik in een slaapzak. Het was een warm weekend en mijn moeder maakte zich vooral zorgen over de houdbaarheid van de melk, de boter en de eieren. Een aanrecht of een kast was er niet en dus stond er veel op de grond. Handige Henkie struikelde in de ‘woonkeuken’, trapte per ongeluk op het kuipje Bona waardoor de warme botter in het rond spetterde. De ‘nieuwe’ tent zat opeens onder de vlekken en moeder kon wel huilen. Aan het eind van dat weekend wisten mijn ouders wat er nog verbeterd moest worden: een inklapbaar tafeltje was handig, een waterzak moest gekocht worden, een extra jerrycan bleek nodig plus flink wat elastieken en haringen want de tent moest goed verankerd kunnen worden. Enkele dagen later liepen mijn ouders in de grote stad. “Kan ik u helpen”, vroeg een vriendelijke meneer. Waarop mijn moeder sprak: “Jazeker, heeft u misschien een waterzak?”
Mondharmonica
De dag vóórdat we naar Oostenrijk vertrokken, werd de auto ingepakt. De tent kwam bovenop de auto op een lichtgewicht imperiaal. Het zou een windvanger blijken die twee reisdagen voor een nare fluittoon zorgde. Eindelijk was daar de dag van vertrek en reden we honderden kilometers achter elkaar aan. Ik mocht als vijftienjarige voorin de auto zitten. Wat een luxe. Op parkeerplaatsen strekten we iedere twee uur onze benen, verbaasden we ons over de drukte en het lawaai van het voortrazende verkeer. De eerste dag stopten we nabij München bij een Gasthoff. Neef Hans dook letterlijk met een plof het bed in met als gevolg dat het ledikant in elkaar zakte. Goedenavond Hollanders. We waren blij en uitgelaten dat we in één dag zo ver waren gekomen. Pa speelde op zijn mondharmonica en wij zongen Tulpen uit Amsterdam.
Duits meisje
De volgende dag ging de tocht voort, onder andere met de auto op een trein door de Felbertauerntunnel tot we aan het eind van de dag in Obersammelsdorf aankwamen, een gehuchtje aan de Turnersee. Het bleek een teleurstelling: het uitzicht was waardeloos door de laag hangende mist, de camping was niet veel meer dan een stoppelig grasveld, de wc was simpel, de kantine was een schuur. Tent opzetten en proberen te genieten. De dagen daarna trok de mist op en zagen we bergen, zochten we in het plaatsje Klopein tevergeefs naar Hollandse muisjes en kregen we nieuwe laarzen omdat het veel en vaak regende. De paar dagen dat het mooi weer was, daalden we af naar het meer dat Turnersee heette. Het leukste van al was dat ene Duitse meisje; jammer dat haar eenbenige vader (oorlogsslachtoffer) haar iets teveel in de gaten hield.
