Friet via een luik

In 1960 was ik zeven jaar en ging ik iedere dag lopend naar school en weer terug naar huis. Er stond zelden een vader of moeder bij school om een kind af te halen. Hoe anders is dat tegenwoordig. De school ging om half vier uit en al wandelend was ik een kwartiertje later thuis. Een kopje thee met een koekje van mama, even bijpraten over de schooldag. Daarna snel mijn overalletje aan en hup naar buiten om met andere kinderen te spelen. Dat de één op de openbare, de ander op de protestante en nummer drie op de katholieke school zat, was geen enkele belemmering om gezellig met elkaar te spelen. Voetballen op straat, spelen met de kar, tollen, knikkeren, verstoppertje. Op mijn wandeltocht naar huis kwam ik dagelijks langs de bakker. Slechts een enkele keer was ik met mijn moeder door de grote winkeldeur naar binnen gegaan voor een lekkere koek. Behalve dat was er bij die bakker ook een luik aan de andere kant van het winkelpand. Via dat luik kon je friet of een ijsje bestellen. Soms stonden er wel vijf mensen bij dat luik, allemaal wachtend op hun bestelling. Maar als je aankwam en er was niemand, moest je op een belletje drukken.

Ze stoof naar buiten

Dat belletje had een grote aantrekkingskracht op de kleine Henkie. Op een keer, ik zat in de eerste klas, kon ik de verleiding niet weerstaan en drukte ik stiekem op het knopje. Daarna rende ik snel weg en hoorde ik in de verte het gemopper van de dikke bakkersvrouw die voor de kat zijn viool naar het luik was gewaggeld. Dat grapje vond ik dusdanig leuk dat ik ook de volgende dag het belletje voor niets liet rinkelen. Ha, ha wat een lol. Even op het knopje drukken en dan wegwezen. Maar de dikzak was het na een paar dagen kennelijk zat en wachtte mij de derde dag op. Andermaal trok ik aan de bel en rende ik weg. Ai, zonder dat ik haar had gezien stoof ze uit de winkeldeur en greep me bij mijn kraag. Dit keer kwam ik niet ver en schrok ik zo hevig dat ik in mijn broek plaste. Wat een vernedering. De dikke dame vond mijn natte broek kennelijk voldoende en liet me los met de mededeling op zijn Amsterdams: “Laot ik je niet weer sien schoffie.”