Waterijsje van tien cent

Ik behoor als boreling van 1953 nog heel duidelijk tot de babyboomers. Als kind kreeg ik heel vaak te horen dat ik blij en dankbaar moest zijn voor die lekkere boterham en die goed gevulde pan met aardappels. De Tweede Wereldoorlog met hongerige buikjes lag nog maar net achter ons en dus moest je na de oorlog goed eten nu dat mogelijk was. Echte dikzakken door teveel eten waren er echter nauwelijks bij ons op school. Ik kan het me in ieder geval niet herinneren. Wat ik wel weet: er werd veel gesnoept. In een straat achter de onze woonde een zekere Bossie (vast niet de echte naam) waar je groente, ijs en snoep kon kopen. Voor een stuiver vijf muntdropjes, een lolly voor een dubbeltje, een waterijsje die je in tweeën kon breken tien cent. Onze tanden kregen in die tijd regelmatig een opduvel van al die zoetigheid. Als we in de klas zaten en we zagen de schooltandarts in zijn rijdende praktijk het schoolplein opkomen, sloeg bij menigeen de schrik om het hart. Vanmorgen ‘vergeten’ te poetsen, nog snel even naar de kraan en met de wijsvinger de tanden schoon wrijven.

Bleekneusjes

Terug naar de dikzakken. Mensen die het goed hadden, waren veelal herkenbaar aan een buikje. De notaris, de dominee en meneer pastoor, de bankdirecteur, de grote baas van de fabriek enzovoort. Maar gemiddeld waren de mensen niet te dik en van obesitas had nog niemand gehoord. Bij ons in de straat woonde een vriendje die zelfs te licht was. Om de één of andere reden groeide hij niet voldoende en op een dag vertelde hij over Moj Gasland. Dat klonk veelbelovend maar wat was het? Betty zou een paar weken naar een soort boerderij gaan waar tientallen kinderen leerden om goed te eten. Op zich bijzonder want het waren in die tijd meestal de bleekneusjes uit de steden die naar vakantiekampen gingen om aan te sterken tussen de bossen met volop zuurstof.

Had Betty heimwee?

Ik miste mijn vriendje met wie ik zo graag op straat speelde. We hadden allebei een kar; hij een bestuurbare, ik een zeepkist op wielen van de kinderwagen. Na drie weken mocht hij een keer naar huis en hij vertelde dat hij al flink was aangekomen. En het was daar in Moj Gasland hartstikke mooi. Ik moest er niet aan denken om weken zonder mijn ouders te zijn en nu, zestig jaar later, vraag ik me wel eens af of Betty heimwee had, of hij bang was, of boze mannen hem iets aan wilden doen. Later, veel later zelfs, begreep ik waar dat Moj Gasland was. Onderin Friesland ligt een streek die Gaasterland heet. Betty heeft vast eens een kaart naar zijn ouders gestuurd met de tekst: Groeten uit mooi Gaasterland.