Nederland, en met name het gebied rondom de grote rivieren de Rijn en Maas, zijn gevormd door het afzetten van sediment (zand en grind). Langs deze rivieren zijn hoger gelegen stroomruggronden ontstaan, ideaal voor bewoning door de eerste bewoners in onze streken. Denk daarbij aan Herpt, Oudheusden, Heesbeen en Doeveren. Buiten deze stroomruggronden langs onder andere het Maasje lagen ten zuiden er van uitgestrekte veengebieden, meters hoog, die tussen 1100 en 1500 werden ontgonnen tot landbouwgrond. Het veen werd gewonnen en als turf verkocht aan de opkomende steden. Ook voor het transport van de turf werd, naast turfvaarten, gebruik gemaakt van transport via het Oude Maasje.
Tijdens de Sint Elisabethsvloed van 1421-1424 verdween een groot gedeelte van de Middeleeuwse Maas, dat door een afdamming in 1272 bij Hedikhuizen en Maasdam een binnenwater was geworden, in wat later bekend wordt als de Biesbosch. Later, na 1500, kreeg het Oude Maasje een belangrijke functie bij de afwatering van de omliggende polders. Uiteindelijk bracht het graven van de Bergsche Maas en het graven van het Drongelens Kanaal een definitieve oplossing voor het voorkomen van de steeds weer terugkerende water overlast in de Langstraat en Land van Heusden en Altena.
Een lezing over dit onderwerp wordt georganiseerd door de Dorpsvereniging van Heesbeen op 18 februari. Spreker is Gien van Wijk, bestuurslid van de heemkundekring Onsenoort. De lezing vind plaats in het Dorpshuis van Heesbeen, Voorstraat 1 in Heesbeen. Aanvang 20.00 uur.