"Toen er op mijn voordeur werd geklopt, nadat er eerst was aangebeld, liep ik toch maar naar de voordeur", zei mijn tante. "Ik keek door het kijkgaatje en riep; ‘wie is daar!’. Een stem aan de andere kant van de deur antwoordde: 'Mevrouw ik heb een pakketje voor u.' Maar ik zag geen pakketje en vroeg of hij het voor het kijkgaatje wilde houden."
"De pakketbezorger hield het pakketje voor het kijkgaatje. Ik was nog steeds niet volledig overtuigd en vertrouwde het nog niet helemaal", vervolgt mijn tante. "Dus ik zei tegen hem: ‘Kun je je legitimeren?' Zegt de pakketbezorger: ‘Mevrouw, áls ik bij u in wilde breken had ik deze wel gebruikt.' En wat denk je?
Hij hield mijn sleutels voor het kijkgaatje, die had ik blijkbaar in het slot laten zitten."
"Ja", zei ze. "Ik weet niet hoe het komt, maar ik ben de laatste tijd zo wantrouwig. Zo ook die keer dat een man in een brandweeruniform voor mijn deur stond.
Die zei dat hij al de huurhuizen in deze wijk moest controleren op mogelijke brandgevaarlijke situaties. Meteen stonden er bij mij allerlei krantenberichten voor mijn ogen. Dus ik vroeg aan hem of hij zich kon legitimeren. Hij keek mij stomverbaasd aan, liet zijn pasje zien en wees met zijn duim naar achteren en zei; ‘Is dat genoeg legitimatie?’ Voor het huis stond een knalrode brandweerauto."
"Het is goed om naar je lichaam en geest te luisteren, maar je moet niet alles geloven wat je lichaam en geest je vertelt", zei ze met een zucht. "Ik ben gewoon wantrouwend, dat is erg he? Zelfs als ik boodschappen ga doen. ‘Gisteren liep ik de supermarkt binnen met mijn gesloten tas om mijn schouder, toen ik stem achter mij hoorde zeggen: 'Dat is ook toevallig dat ik je hier tegen kom’. Ik keek expres niet om, maar probeerde wanhopig een gezicht bij de stem te vinden. Uiteindelijk draaide ik mij om, maar ik had nog steeds geen idee wie er voor mij stond. Dus ik vroeg aan haar: 'Hoe gaat het op je werk en met je gezin?’. Ik dacht misschien kan ik er zo wel erachter komen wie ze was. Maar haar antwoorden brachten mij geen steek verder. Tenslotte vroeg ik: ‘Waar woon je tegenwoordig?' Het was even stil, toen zei ze: 'Ik ben nog steeds je achterbuurvrouw, je kent mij toch wel?'. Dan moet je weten dat het geweldige achterburen zijn. Ze waarschuwde mij onlangs dat ze iemand ’s avonds met een zaklantaarn in mijn tuin had zien rondscharrelen. Niet wetende dat ik het was op slakken jacht."
"Ach, ik moet gewoon er mee stoppen om zo wantrouwig te zijn en het leven niet zo serieus nemen, want je komt er toch niet levend vanaf", zei ze met een opgewekt gezicht.
Jules Faber