Bij decreet van 9 juli 1810 lijft Napoleon het koninkrijk Holland in bij zijn keizerrijk. De inlijving bij het Franse keizerrijk betekent dat hier de Franse wetgeving, waaronder de wet op de dienstplicht (conscriptie), van toepassing wordt. Door middel van loting wordt bepaald wie er dienst moet nemen (de loteling) in het Franse leger.
Door Bert Meijs
Bij decreet van 3 februari 1811 regelt Napoleon de opkomst van 3.000 dienstplichtigen met het geboortejaar 1788. Een dienstplichtige is niet verplicht in eigen persoon in actieve dienst op te komen. Er zijn dan twee mogelijkheden om een plaatsvervanger (remplaçant) te nemen; met een niet-dienstplichtige een overeenkomst sluiten waarbij deze de plaats van de dienstplichtige inneemt of nummerwisseling waarbij twee dienstplichtigen van dezelfde lichting zijn betrokken. Bij nummerwisseling wordt een lot met een lager nummer geruild tegen een lot met een hoger nummer. Dit in de verwachting dat het lager nummer zal worden opgeroepen.
De invoering van de dienstplicht zorgt uiteraard voor de nodige maatschappelijke onrust. In de Zuidelijke Nederlanden (België) leidt dit zelfs tot een opstand. De zogenaamde Boerenkrijg. Tot de invoering van de dienstplicht zijn er altijd huursoldaten (vaak ook uit het buitenland) in dienst van het leger geweest.
In onze omgeving zijn er ook enkele families die de benodigde geldmiddelen hebben om een remplaçant te kunnen betalen. Voor avonturiers en armoezaaiers is dit de gelegenheid om een extra centje op te strijken. Voor de afkoop worden soms hoge bedragen betaald. Het hoogste uit Friesland bekende bedrag is 4.200 gulden (nu ca. 70.000 Euro). Een kapitaal voor die tijd. Het vervangingssysteem wordt pas in 1898 afgeschaft. Vanaf dat moment geldt de persoonlijke dienstplicht.
Infanterie 1812 Fussilier (geweerschutter).
Loten
Het loten vond plaats in aanwezigheid van de loteling. De loting vond plaats in het gemeentehuis, maar soms ook in een kerk of in een herberg. Wie een laag nummer trok, moest in dienst. Later werd er soms gefraudeerd met de briefjes, onder andere door de briefjes met een laag nummer anders op te rollen dan die met een hoog nummer.
Het remplaҫantenstelsel zorgde ervoor dat het leger vooral bestond uit mannen uit de arbeidersklasse, want zij hadden geen geld voor een vervanger. De diensttijd bedroeg maar liefst 5 jaar. De eerste maanden waren bestemd voor een verplichte oefening in een kazerne. Daarna bleef men nog dienstplichtig. Zo werd men, tot de 5 jaar om waren, geconfronteerd met jaarlijkse inspecties, herhalingsoefeningen en er bleef de mogelijkheid aanwezig dat men in tijden van politieke spanningen weer onder de wapenen zou worden geroepen. In 1811 betekende het in ieder geval direct na oefening in actieve dienst. Maar het kon nog erger. In Rusland duurde de dienstplicht maar liefst vijfentwintig jaar en de gevolgen voor de pechvogel die werd ingelijfd waren verstrekkend. In feite betekende dit min of meer op lange termijn het doodvonnis.
Voor een van de bekendste Nederlanders, Vincent van Gogh, sloot zijn vader een verzekering af waarmee hij in 1873 metselaar Antonie Blans uit Geertruidenberg, als vervanger liet aanstellen. In Heusden waren er eveneens enkele inwoners in staat om voor hun familieleden een vervanger in het huren.
Overeenkomst van de weduwe van B. de Bont met Pieter Botermans.
Vervangers
Pieter Botermans, meerderjarige jongeman uit Baardwijk komt voor de schepenen van Oudheusden met Josina Lansman, koopvrouw en weduwe van chirurgijn Bernardus de Bont, wonende te Heusden het volgende met elkaar overeen:
De neef van de Josina genaamd Hendrikus de Bont, zoon van Johannes de Bont, geboren te Heusden in 1788 komt door het lot in aanmerking voor actieve dienst. Pieter zal Hendrikus vervangen waardoor die niet opgeroepen zal worden en Pieter zal voor de vervanging een bedrag ontvangen van 1.300 gulden of 2.639 franken. De uitbetaling zal als volgt plaatsvinden:
1. 100 gulden, zodra hij in actieve dienst wordt opgeroepen
2. 1.200 gulden op intrest tegen 5% in het jaar. Welke som kan niet afgelost worden dan nadat Pieter schriftelijk heeft bewezen dat Hendrikus de Bont niet meer in actieve dienst opgeroepen kan worden.
De intrest van dit bedrag, het bedrag van 60 gulden per jaar met nog 44 gulden per jaar in mindering (samen 104 gulden) van de hoofdsom, zal iedere week met twee gulden aan zijn ouders, woonachtig in Baardwijk betaald worden. Als Pieter voldaan heeft aan de militaire verplichtingen voor Hendrikus en komt te overlijden zal geen kapitaal of restant aan zijn ouders of zijn broers worden betaald. Oudheusden, 29 maart 1811.