JavaScript is disabled in your web browser or browser is too old to support JavaScript. Today almost all web pages contain JavaScript, a scripting programming language that runs on visitor's web browser. It makes web pages functional for specific purposes and if disabled for some reason, the content or the functionality of the web page can be limited or unavailable.

Vuurwerkramp

Dominee Otto Grevink. (Foto: Niek Stam)

Dominee Otto Grevink. (Foto: Niek Stam)

‘Kom gauw kijken!’ Ik was op familiebezoek. Ik vermoed vanwege Moederdag de dag erna. Het zal het zes uur journaal zijn geweest, of misschien pas het acht uur journaal. De berichten kwamen maar langzaam door dat er in Enschede iets vreselijks was gebeurd. Het was voor mij in Brabant niet ver weg. Ik had er gewoond, vlakbij de rampplek. En een familielid, die ook op bezoek was, woonde nog wel in dezelfde flat. Was zijn huis ook getroffen?

Als ik de oude beelden zie, dan realiseer ik me dat het een andere tijd was. Ondanks dat het pas 25 jaar geleden is. Ik had net als veel mensen nog geen mobiele telefoon. Video’s maakten mensen die er wel één hadden ook nog niet. Informatie over de ernst van de ramp kwam maar mondjesmaat op gang. Pas later op de avond werd de uitzending van het Songfestival onderbroken, terwijl de vuurwerkopslag al om 15.15 uur was ontploft. Met aanwijzingen ter plaatse werd met moeite een kaartje gemaakt van het getroffen gebied. Mijn oude flat leek gespaard te zijn, en dat was ook zo, maar niets was toen nog zeker.

Roombeek was een wijk, zoals je ze nu niet meer zou bouwen. Een arbeiderswijk met een Grolsch-fabriek. Ik had de nieuwe grote ketels wel eens over de Laaressingel zien rijden. Bovenop een vrachtwagen die de onderste takken van de bomen meenam. Eigenlijk kon het niet. Een bierbrouwerij in een woonwijk.

Nee, dan een vuurwerkopslagplaats. Achteraf… En tegelijkertijd, de concrete aanleiding is achteraf nooit met zekerheid vastgesteld. Wel dat het teveel was. Veel te veel. En dat het mocht, of misschien toch niet. Maar feit is: het kon gewoon niet. En toch gebeurde het. Drieëntwintig doden, bijna duizend gewonden, tweehonderd huizen verwoest op een manier die je nu doet denken aan verwoeste gebieden elders in de wereld. Nog maar een enkele muur overeind. ‘Enschede huilt’, schreef hun dichter Willem Wilmink.

Spoedig kwamen er houten afzettingen rondom Roombeek. Dat werden kunstprojecten, waarin creatievelingen hun emoties, gedachten en zorgen uitten. Ik ging ze bekijken, als hoofdredacteur van het tijdschrift van mijn opleiding, om te spreken met een collega die daar mensen opvangt. Ik zie de foto’s van de houten afzettingen, waarop de drie aapjes van horen, zien en zwijgen geschilderd waren. Komt de waarheid ooit helemaal naar boven? We weten het nog niet. En zorgen over de toekomst van de wijk: wat en vooral wíe mogen er terugkeren?

Iemand dichtte op het hout: ‘Oh afgesloten binnenring, waarom mogen we je niet zien? Enschede, spaar niet alleen de Grolsch, maar ook al die mooie bomen. En herstel de straatpatronen. Bewaar ook de trotse toren. Zorg dat we nog wat herkennen, van het eens vertrouwde beeld. Niet alleen het commercieel belang. Denk aan al die arme mensen. Ze zijn nu heel erg bang. Maak samen een goed plan. Niet enkel met ’t verstand. Want anders staat ons hart nog een keer in brand.'

‘De ramp was letterlijk te groot om te beseffen’, vertelde mijn collega van ‘Pastoraat na ramp’. Een project dat later uitgroeide tot ‘Huis van verhalen’ waar mensen tot op de dag van vandaag hun verhaal vertellen over de ramp. Er waren 35.000 mensen direct of indirect getroffen door de ramp. Mijn collega’s gingen maar op de fiets de wijk in, waar mensen nog konden wonen. Ze informeerden hoe het ging en wat er met hen gebeurd was. Het viel mijn collega op dat mensen eigenlijk nagenoeg hetzelfde verhaal vertelden van de grote explosie, de paniek, de hectiek en het ontheemd zijn. Maar na verloop van tijd wordt ieder verhaal anders. Iedereen verwerkt het op zijn eigen manier en op zijn eigen tempo. Bij sommigen kwamen herinneringen op aan de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog; iedereen had zijn eigen verhaal.

‘Een aanslag was het’, vertelde mijn collega, ‘een aanslag op het vertrouwen van mensen.’ Mensen realiseerden zich hoe kwetsbaar ze zijn. Het hielp niet dat ze door de houten schotten werden weggehouden bij de plek waar ze ooit woonden. Ook al was alles kapot, ze wilden er zijn.

Dat blijft me nog het meeste bij: Ze wilden er zijn. En dus kozen mijn collega’s ervoor bij hen te zijn. ‘Lieve God,’ schreef iemand op het hout, ‘laat deze buurt weer lachen.’ Dat was geen vraag om een snelle oplossing, maar om menselijkheid. Geen ramp is groter dan een ramp waar je niet bij mag zijn. Want ‘één ding is zeker’, zei mijn collega: ‘dit gaat niet over. Het krijgt hoogstens een plaats.’

Dominee Otto Grevink is predikant voor Kaatsheuvel en de Efteling, Sprang-Capelle en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.