Nostalgie
Een tamme kauw eet uit de hand.
Kauw
Ik wilde zo ontzettend graag een tamme kraai. Het is 1967, ik ben veertien en heb prachtige verhalen gehoord over het tam maken van een kauwtje. Opa vertelde over die keer, ver vóór de oorlog, dat hun vogel door iemand anders in het dorp was gevangen door de man met het alpinopetje. Op naar deze beruchte dorpsbewoner. “Als het echt jouw kraai is, durf je hem vast los te laten”, zo sprak opa. “Durf je het niet? Dan zal ik het hokje open maken.” En opa voegde de daad bij het woord. “Ben je helemaal gek geworden”, sprak Alpinopetje. ”Zo meteen vliegt hij nog weg.” Waarop opa zei: “Als de vogel van jou is, kun je hem vast beet pakken.” Alpino probeerde de kauw te pakken maar die ging snel in een hoekje van het hok zitten. “Welaan, dan zal ik het eens proberen.” Opa sprak de kauw toe die Ka heette, zette zijn platte hand vóór de ingang van het kooitje en nodigde de zwarte vogel uit om op zijn hand te gaan zitten. “Kom maar Ka, je hoeft niet bang te zijn, kom maar.” Met zijn zwarte kraaloogjes keek hij opa aan, herkende zijn stem en trippelde het hokje uit en ging, zoals hij gewend was, op de hand van opa zitten. Alpinopetje gaf zich gewonnen.
Vliegles
Zoiets wilde ik ook beleven. Maar hoe kom je aan een jonge kauw? Mijn zus had inmiddels vijf jaar verkering met Hans en die kende Gerritje die een sleutel van de kerktoren had. Het hokje was al weken vóór de komst van de kauw klaar, het was het oude duiventilletje dat daarvoor mijn autogarage was geweest. “Volgende week, zo heeft Gerritje gezegd, zal er vast wel eentje groot genoeg zijn om uit het nest te halen”, zei Hans hoopvol. En zo gebeurde het. Hans kwam op die dinsdagavond met een bruine papieren zak naar ons om te vrijen met mijn zus. De jonge kauw kon nog niet vliegen maar dat zou niet lang meer duren als je naar zijn verenpak keek. Zijn snavel was nog omringd met een geelachtig laagje en eenmaal in het hokje liet hij zich meteen horen. Ka, ka, riep hij en richtte zijn snavel meteen de hoogte in ten teken dat het voedsel daarin moest. Brood met melk kreeg hij. Ka, ka, het natte stukje brood erin en je hoorde hem mompelen ten teken dat het goed was. Ieder uur moest Ka, want zo noemde ik hem, eten hebben en gelukkig was daar mijn moeder. Ze vond het beestje hartstikke leuk en voerde hem overdag. Als ik thuis kwam van school, was mijn eerste gang naar Ka en gaf hem te eten. Net zo belangrijk als voedsel was dat hij mijn stem moest leren kennen. Ik besprak met hem de schooldag, vertelde hem van die vreemde leraar en vertrouwde hem toe dat ik een leuk meisje in de gang had zien lopen. Ka groeide als kool en na twee weken kreeg hij vliegles. Hij moest vanuit het kooitje naar mijn hand vliegen met als beloning een klein propje gehakt. Heerlijk vond hij dat. Met vallen en opstaan lukte het hem om fladderend mijn hand te bereiken. En o, wat was ik trots.
Afscheid
Achterbuurman Andries had in diezelfde periode ook een tamme kauw. Het duurde niet lang of meneer en mevrouw kauw hadden elkaar gevonden. Wie was wie? Moeilijk te zien. Maar o wee, onze Ka vond mevrouwtje Ka na een paar weken leuker dan dat hij mij vond. Voor het eten kwam hij steeds minder vaak op mijn hand zitten en eind augustus zijn ze samen de grote wereld in getrokken. Het waren prachtige kraai-maanden voor mij, onvergetelijk.