Politiedossier
Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Kiespijn
Zo’n 50 jaar geleden werd Nederland getroffen door een oliecrisis. Arabische landen wilden ons land straffen omdat we in hun ogen politiek teveel bevriend waren met Israël. Het betekende onder andere dat we op zondag geen auto mochten rijden. Mensen fietsten op snelwegen, kinderen speelden op rotondes. Benzine was op de bon. Onbeperkt tanken was uit den boze. Ook Bromsnor krijgt te maken met deze olieboycot. Een rijschoolhouder komt naar het bureau en moppert op de regering nu hij veel minder kandidaten kan opleiden voor een rijbewijs. Tussen neus en lippen door weet hij Bromsnor te verleiden tot het afgeven van een verklaring. Zijn echtgenote heeft last van hevig kiespijn en kan op zondag niet met de bus naar de vervangende arts. Bromsnor geeft de beste man een getekende verklaring waarmee de rijschoolhouder, indien nodig, zijn vrouw ook op zondag naar de tandarts kan brengen.
Poolshoogte
In de beginjaren van de carrière van Bromsnor is er kennelijk nog geen typemachine beschikbaar. De processen-verbaal zijn handgeschreven, met een vulpen. Eind 1947 ziet onze veldwachter nog licht branden in een wasserij. Even poolshoogte nemen. Eenmaal binnen ziet hij twee meisjes aan de strijktafel staan, allebei 14 jaar oud. Ze zijn niet meer leerplichtig en mogen dus werk verrichten. Maar bij navraag hebben ze geen contract en werken ze hier zwart. Ai, meneer de baas, wat is hierop uw reactie. “Ach Bromsnor, je weet hoe dat gaat. Morgenochtend moet deze was gestreken en wel bij een hotel worden afgeleverd. Ik vroeg mijn dochtertje om even te helpen, samen met haar vriendinnetje. Dat ik formeel in overtreding ben, besef ik.” Bromsnor maakt een proces-verbaal op en neemt enkele regels van begrip op: de baas is niet eerder betrapt op zwartwerkers, heeft zijn dochter een zakcent laten bijverdienen, staat goed bekend bij ondernemers. De kantonrechter oordeelt mild en spreekt zijn vonnis uit over de baas. Laat dit een waarschuwing voor u zijn, ik leg u enkel een voorwaardelijke straf op.
Niet meer te redden
Kort na de oorlog (1946) breekt er brand uit op het woonwagenkamp. Als Bromsnor ter plaatse is, ziet hij bewoners met emmers water. De brandweer is al gewaarschuwd en komt een half uur na Bromsnor ter plaatse; voor die tijd is dat vrij snel. Zij kan niet beletten dat de woonwagen geheel in vlammen opgaat. “Ik heb de overige bewoners op afstand gezet en het nieuwsgierige publiek gemaand om door te lopen, waaraan werd voldaan.” Bromsnor ondervraagt een uurtje later de eigenaar in één van de andere wagens op het kamp. Hij verklaart: “Ik zat met mijn vrouw en twee kinderen in de wagen toen plotseling het petroleumstel omviel, de gordijnen in vlam zette en wij snel naar buiten gingen. Misschien dom maar ik dacht het vuur met emmers water te kunnen doven maar het ging zo ontzettend snel.” Inmiddels heeft het complete kamp zich verzameld rondom de woonwagen van de buurman, daar waar Bromsnor de gedupeerde aan de tand voelt. Een klop op de deur. “Sorry veldwachter dat we u storen maar we willen Hendrikus laten weten dat hij met zijn gezin door ons opgevangen kan worden. We schuiven allemaal ietsje in waardoor tijdelijk onderdak geregeld is.”