Mijn tante heeft een nieuwe hobby; ze redt plantjes uit de groene kliko’s. Op de ophaaldagen hoor je ze vrolijk met de deksels van de groene kliko’s klepperen.
En zoals mijn tante dat zo mooi kan zeggen, het zijn stakkertjes met soms nog maar een armoedig blaadje of de wortels zijn enigszins uitgedroogd. Van ruim de helft van de verzamelde plantjes weet ze weer schitterende bloeiende planten te maken.
Ik heb wel eens gevraagd wat haar geheim is om al die afgestorven planten weer in bloei te krijgen. Weet je wat ze daarop antwoordde? ”Nou…eh…gewoon door hem in een potje met potgrond te zetten en daarna water geven. Als ze eenmaal aanslaan dan hebben ze geen verlangen meer naar extra mest. En weet je wat het is jongen, ze kijken daarna nooit meer verlangend naar de spuitbussen tegen spint of wolluis, goed hè. Mijn vader zei vroeger altijd, wanneer iets het niet doet of niet wil groeien, dan wil dat nog niet zeggen dat het niet meer gemaakt of opgepept kan worden.” Al die geredde stakkertjes die het hebben overleeft, staan allemaal op de vensterbank van haar voorraam. Lekker in het zonnetje, als de zon zich tenminste laat zien. En als ik dan weer eens bij haar langsloop, zie ik een groen gordijn voor haar raam.
Mijn tante gaat weleens als tijdverdrijf een beetje rondkijken bij de bloemen en plantenzaak op de hoek, ze kennen haar inmiddels wel. Zo ook die keer dat ze een hele mooie grote vogelverschrikker voor de deur bij de bloemen en plantenzaak zag staan met een bord in zijn handen waar 5 euro op stond. Die wilde ze wel hebben voor 5 euro, dat was spotgoedkoop. Dus liep ze naar binnen, wees naar de vogelverschrikker en legde 5 euro op de toonbank. Met de vogelverschrikker onder haar arm liep ze naar huis. Diezelfde middag werd er bij haar aangebeld. Het was de eigenaar van de bloemen en plantenzaak, hij vroeg of ze de vogelverschrikker wilde teruggeven. Het waren de bloemen die daaronder stonden die 5 euro kostten.
Maar mijn tante heeft niet altijd groene vingers gehad. Ik kan het mij nog herinneren, dat is inmiddels al weer enige jaren geleden, dat mijn tante bij een tuincentra twee kleine boompjes in een pot had gekocht. Na twee maanden begonnen de bladeren vlekken te vertonen, waarna de boompjes hun bladeren lieten vallen. Enigszins verontrustend, snoeide mijn tante een klein stukje van de takken af en ging met de boompjes naar het tuincentra.
Daar vroeg ze aan welke ziekte de boompjes leden. De man van het tuincentra bekeek de boompjes eens en zei: ”Dat probleem zie je wel meer in deze tijd van het jaar.” Mijn tante vroeg: ”Wat is dat dan?” Waarop de man antwoordde: ”Mevrouw het is herfst.”
Jules Faber