In het archief van de commissaris van de koningin bevinden zeer uitgebreide rapportages van werkbezoeken van de commissaris over de periode eind 1800 en begin 1900. Deze rapportages bevatten veel detailinformatie over plaatsen uit onze omgeving die een aardig beeld geven over het wel en wee in die tijd. In onderstaande dat van de gemeente Drunen.
Door Bert Meijs
Op 7 augustus 1896 bezocht ik de gemeente Drunen. Omstreeks 6 uur kwam ik aan bij het Raadhuis en vond daar een harmonie, die mij met muziek opwachtte. Met B en W behandelde ik de begroting van 1896 en het gemeenteverslag van 1895. Vooral besprak ik met hen de bestemming, te geven aan de gelden, welke zij van de staat ontvangen voor onteigende gronden ten behoeve van het kanaal Den Bosch-Drongelen (± ƒ 7.500,-). B en W wilden er schuld mee aflossen. Ik raadde om er een inschrijving grootboek voor te kopen, ofwel om er grond voor te ontginnen. Ik denk, dat mijn raad wel zal worden opgevolgd.
Audientie
Op mijn audientie verschenen successievelijk de leden van de Raad, de pastoor met zijn kapelaan, Canters, de kandidaat-notaris van notaris Loeff, die om gezondheidsredenen in het buitenland is, een arme vrouw, een boer (Van den Hoven) die iets kwam vragen over vergoeding voor onteigende gronden en een commissie van landbouwers, die een brug kwamen vragen over het ontworpen kanaal naar Drongelen aan de Zwaluwmoerse Steeg. Aan deze commissie heb ik gezegd, dat zij voorlopig geen brug kregen, dat de ondervinding moest uitwijzen of het kanaal ‘s zomers misschien niet droog is, omdat dan er zeker geen brug behoeft te komen. Bovendien is het niet uitgemaakt dat het belang zo groot is om een uitgave, die het bouwen van een brug vordert, te rechtvaardigen. Zij konden niet beter doen dan te zorgen dat hun wensen niet vergeten werden, door van tijd tot tijd de bevoegder plaats te rekestreeren. Na de audientie zat ik nog wat met B en W te praten waarna zij mij, met de harmonie, uitgeleide deden tot een eind weegs buiten het dorp. Volgens een aan mij uitgebracht rapport was de administratie van zowel de ontvanger als die van den secretaris in vrij goede orde. In een afzonderlijk schrijven wees ik het gemeentebestuur van Drunen op enkele tekortkomingen.
Familie d’Oultremont
Graaf d’Oultremont uit Brussel is eigenaar van het kasteel van Drunen en heeft daar bovendien ± 60 ha. land liggen; het kasteel werd door hem voor ± 15 jaar veranderd in een comfortabel herenhuis. Jaarlijks komt hij circa vier tot zes weken te Drunen. Hij heeft daar zijn rijtuigen staan en brengt dan gewoonlijk een viertal paarden mee. De familie houdt vooral veel van paardrijden. Als Heer van Drunen is hij eigenaar van het heerlijk jacht- en visrecht; het eerste werd nooit aangevochten, het laatste wel, namelijk door de gemeente Drunen onder burgemeester Jansen (de latere burgemeester van Tilburg). De gemeente verloor haar proces in twee instanties en betaalde ruim ƒ 1.000,- aan proceskosten.
Het jaar waarin het invorderen van de tienden de gemoederen in Noord-Brabant zo beroerde, evenals het daaropvolgende jaar, bleef de familie d”Oultrmont in Belgie. Nu zijn de tienden afgekocht door de polder en zal de tiendheffing ophouden, zodra de lening, voor de afkoop nodig geweest, zal zijn afgelost. Daarmee zal die tiendkwestie gelukkig tot het verleden behoren.
Stiksters in een Drunense schoenfabriek. (Bron: Salha)
Bezoek 5 mei 1899
Ik had B en W verzocht, zich omstreeks half negen aan de Drunense hoek te bevinden, omdat ik voornemens was met hen de gemeente-eigendommen na te gaan. Ik nam eerst de aan de gemeente behoorende weilanden 'de Zeeg' genaamd in ogenschouw en vernam hoe de gemeente, tijdens de periode dat Jansen burgemeester was, een administratieve procedure gevoerd had tegen het polderbestuur van de Hoogen Maasdijk van Stad en Lande van Heusden. Jansen was zelfs naar de Raad van State gegaan om het recht van de gemeente te bepleiten om, wanneer de 'kade' was aangelopen, water door de Drunense dijk te lossen op de waterleidingen van de polder; daarmee wordt dus buitenwater naar binnen gebracht. Jansen won zijn administratieve procedure voor de gemeente en kreeg daarmee tevens een belangrijke bron van inkomsten voor Drunen. Een afdruk van zijn pleidooi voor de Raad van State daarover was nog toevallig ter secretarie en nam ik mee.
Van de 'Zeeg' namen we onze weg langs de Zwaluwmoerse Steeg. Het heet altijd in de rapporten dat die steeg een zandweg is zonder enig verkeer, zonder enig belang, behalve voor een enkele boer die ‘s zomers vee op de 'Honderd Bunders' weidt. Ik kwam er nu vier karren met hout op tegen.
'De honderd Bunders' is weiland van de gemeente. De eerste mei schaart men in, in augustus moet het vee eruit omdat het anders ziek wordt of tenminste sterk afvalt. Het schijnt dat in het begin van de tijd de weide (voor een deel is het heideveld) zeer voedzaam is.
Het kanaal Den Bosch - Drongelen gaat door deze gemeenteweide. Men hoopt dat daardoor de afwatering verbetert en de grond in waarde zal stijgen. De bossen (eiken slaghout, met berk daartussen en verder mast) worden door de gemeente netjes onderhouden, zowel bij de Honderd Morgen als bij Fellenoord. Een brand, welke aldaar voor enige dagen had gewoed en waardoor ongeveer een ha. 15-jarige mast verloren ging, gaf mij aanleiding er bij B en W met kracht op aan te dringen dat zij hun mastbossen toch tegen brandschade zouden verzekeren.
Burgemeester Jansen heeft destijds tegen Graaf d’Outremont geprocedeerd over het Heerlijk visrecht. Napoleon Sassen occupeerde voor de gemeente en verloor zijn proces. Om de kosten te betalen, deed de gemeente aan Mr. Sassen een gedeelte weiland over, aan 'de Zeeg' palende. De hoofdingenieur van de Waterstaat (Hoogenboom) zou voor een half jaar aan het bestuur van Drunen hebben beloofd, dat er een brug over het kanaal zou komen in de Zwaluwmoerse Steeg. Ik heb gezegd dat mij daarvan niets bekend was. Vóór de provincie de weg Nieuwkuik-Helvoirt maakt, heeft men gedacht over een weg Drunen - Udenhout. Drunen werkte destijds niet erg mee omdat het vreesde dat de boeren uit Udenhout het hooi te Drunen heel duur zou maken.
Boeiende heide
De polder van Drunen kocht voor enkele jaren de tiend af. Het gaat nu best; van tiendweigering is geen sprake meer, eenderde van het opgenomen kapitaal ƒ 30.000,- is reeds afgelost en in 1898 kon men zelfs ƒ 2.500,- aflossen.
De oorzaak dat er in 1898 elf kinderen levenloos waren aangegeven, kon niet worden opgegeven. Hoewel ook in Drunen gedwongen winkelnering bestaat, maken de werkgevers van hun macht over het werkvolk geen al te groot misbruik, vandaar dat er geen klachten over worden geuit. Administratie van secretaris en van ontvanger waren in goede orde.
