Door Heemkundekring Onsenoort werd op 3 augustus 2014 bij de Ambassade van Israel, Afdeling Yad Vashem, een aanvraag gedaan voor een postume Yad-Vashem onderscheiding voor vroedvrouw Fien d’Olieslager (1913-2000). De aanleiding voor dit verzoek was het onderzoek en de publicatie van heemkundige Henk de Wit (1938-2015) naar haar onderduik geven aan de Joodse familie Clarenburg. Deze familie was bijna tweeënhalfjaar ondergedoken in haar woonhuis Badhuisstraat 3 (nu Lipsstraat 11) te Drunen. Henk woonde bij zijn ouders schuin tegenover het onderduikadres.
Door Bart Beaard
Yad Vashem
Dit is de officiële staatsinstelling van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de Holocaust en de redders van Joden. Yad Vashem betekent gedenkteken. De instelling is gevestigd in Jeruzalem. Het monument bestaat uit een herdenkingsruimte, een historisch museum, een 'Hal van de Namen', een archief, een bibliotheek, het 'Dal van de verwoeste gemeenschappen' en een park gewijd aan de mensen die een Yad Vashem onderscheiding hebben ontvangen, de 'Rechtvaardigen onder de Volkeren'. Dat zijn allen niet-Joden die tijdens de vervolging Joden hebben gered.
Onderduikgeefster
Weduwvrouw d’Olieslager was met haar dochter Fien in 1938 vanuit Breda naar Drunen gekomen. In het Sint Ignatiusziekenhuis in Breda had Fien haar opleiding Verloskundige genoten. Per 1 september 1938 was zij door het gemeentebestuur benoemd tot gemeente vroedvrouw. Aanvankelijk woonden zij op Grotestraat 178, maar op 26 juni 1942 zijn zij verhuisd naar Badhuisstraat 3 (nu Lipsstraat 11). Fien zat vanaf het begin van de oorlog diep in het verzet, waardoor er een bereidheid was onderduik te geven aan een Joods gezin. Vanaf juli 1942 tot de bevrijding op 4 november 1944 was dat het Utrechtse echtpaar Adolf en Hetty Clarenburg met hun toen 9-jarige dochter Mariëtte. In Utrecht waren zij door de bezetter uit hun huis gezet en gingen in Utrecht elders wonen. Via het verzet kwamen ze bij familie De Waard in Utrecht en vandaar naar Drunen. Adolf Clarenburg (1893-1962) was in 1927 getrouwd met Hetty Meyer (1904-1987). Het echtpaar had drie kinderen; twee zonen en een dochter. Adolf was doctor in de Veeartsenijkunde en voor de oorlog in Utrecht het Hoofd van een laboratorium bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid. Vanwege zijn Joods-zijn mocht hij sinds het begin van 1941 zijn beroep in een overheidsfunctie niet meer uitoefenen. Bij het onderduiken gebruikten zij de pseudonaam van ‘De Bruijn’.
Onderduikgeefster Fien d’Olieslager, Drunens gemeentelijke vroedvrouw. (Foto: Collectie Henk de Wit† )
Jan en Tonia van Bladel
Deze boerenfamilie raakte nauw betrokken bij het onderduik geven, waarvoor ze door Fien benaderd waren. Het gezin Van Bladel, met 8 kinderen, woonde op Grotestraat 150, dus vlakbij moeder en dochter d’Olieslager toen zij nog in de Grotestraat 187 woonden. Het echtpaar was al snel bevriend geraakt met Fien, waarschijnlijk ook nadat Fien als vroedvrouw Tonia met enkele bevallingen had geholpen. Er was wederzijds een groot vertrouwen en het echtpaar was niet bang uitgevallen. Moeder en dochter d’Olieslager kregen maar voor twee personen voedselbonnen en dat was voor vijf personen niet toereikend. Wel ritselde Fien bij haar klanten extra voedselbonnen, maar durfde die zelf niet in te wisselen. De extra levensmiddelen, verkregen door inwisselen van Fiens extra bonnen, en groenten van hun boerderij, werden door Jan dagelijks in een of meerdere tassen via een sluiproute langs de Hogeweg naar het onderduikadres gebracht. Jan maakte na enige tijd dagelijks ook buiten een praatje met Adolf, wanneer hij even een luchtje wilde scheppen.
Het onderduiken
De woning was uitermate geschikt voor het onderduik geven. Het huis stond ca. 60 meter vanaf de straat en bereikbaar via een piepend poortje en een pad met stuiterende kiezels. Overdag verbleef het gezin in een kamer met uitzicht op dit pad en als men het niet vertrouwde gingen ze de kelder in. Het huis beschikte over twee kelders, waarvan er één via een normale deur toegankelijk was. De andere bevond zich onder de keuken en was via een bedekt luik bereikbaar. ’s Nachts sliepen ze op een kleine zolderkamer. Adolf gebruikte veel tijd met het luisteren naar de BBC-radio en volgde nauwgezet het verloop van de oorlog. Hetty hielp bij het huishouden en besteedde veel tijd aan bijlessen voor Mariëtte in taal, rekenen en algemene zaken.
Lipsstraat 11, toen Badhuisstraat 3. Voor de voordeur lag toen het grindpad met stuiterende steentjes en met een piepend poortje. (Foto: Ad Pellemans)
Mariëte (1933-2008)
Normaliter verbleef Mariëtte bij haar ouders op het onderduikadres. Alleen met de schoolvakanties mocht zij met de buurtkinderen buiten spelen. Dan heette zij Mariëtte de Bruijn en was zij een dochter van ‘mijnheer en mevrouw de Bruijn uit Breda’ en ‘mevrouw de Bruijn’ was een nicht van Fien.
De bevrijding
Het vermoeden was dat er zwaar gevochten en geschoten zou worden. Daarom had aannemer Henk de Wit al ruim voor de bevrijding een ‘stevige’ schuilkelder gebouwd waarin een 25-tal buurtbewoners konden schuilen, wanneer er beschietingen waren. Een aantal nachten is ook door buurtbewoners in de kelder geslapen. Ook de dames d’Olieslager en het gezin ‘De Bruijn’. De ware identiteit van de Joodse gasten was toen voor iedereen in de buurt duidelijk geworden. Adolf en Hetty de Bruijn bleken met hun ware achternaam Clarenburg te heten. Voor de buurtbewoners was dat een grote verrassing. De bevrijding was voor de families d’Olieslager, Clarenburg en Van Bladel een hele gebeurtenis nu de risicovolle onderduik zo goed was afgelopen.
Afscheid
Het gezin Clarenburg is direct na de bevrijding op 4 november 1944 gaan wonen op Badhuisstraat 2, bij de grootouders van Henk de Wit. Na de capitulatie van de Duitsers op 8 mei 1945 zijn ze direct teruggegaan naar Utrecht. Na bijna drie jaar werden ze herenigd met hun zonen Ruut en Loet, die in Enschede waren ondergedoken. Al snel kon Clarenburg zijn vooroorlogse werk hervatten.
Fien d’Olieslager trouwde op 13 juni 1945 in Drunen met de onderwijzer Jan van de Vorst uit Geldrop. Jan was enkele dagen vóór het huwelijk naar Drunen gekomen en zij zijn op het onderduikadres blijven wonen. Op 13 februari 1946 is er hun dochter Pharailda geboren. Op 1 april 1948 is het echtpaar met Fiens moeder naar Eindhoven verhuisd.
De aanvraag
De opzet met de aanvraag was dat de Yad Vashem-onderscheiding door Henk de Wit aan Jan van de Vorst (1949-2015), de zoon van Fien en Jan en enige erfgenaam, zou worden uitgereikt. Helaas zijn beiden kort na elkaar overleden: Jan op 27 maart 2015 en Henk op 30 mei 2015. In overleg met hun echtgenoten is de aanvraag toen ingetrokken.