Wanneer op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, woont kleermaker Jan Suijs in de Vlijmense Akkerstaat op nummer B187. Jan was in 1906 getrouwd met Johanna Boeren en in dat jaar waren zij vanuit Tilburg naar Vlijmen verhuisd. Hun pand bestond uit twee woningen. In het rechtergedeelte had Jan zijn winkel en kleermakerij en in het linker gedeelte was het woonhuis. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Cis *21.12.1907, Dré *27.05.1909, Herman *18.08.1911 en Cor *19.05.1916. Zoon Herman, ook kleermaker, trouwde in 1941 met Nel Rabou en zij gingen in het linker gedeelte van het pand wonen. In het rechter deel van het pand woonden gedurende de oorlog Cis, Dré en musicus Cor. Door deel te nemen aan het verzet, het onderduik geven, het doodschieten van buurman Willem Roks en zijn zoontje André, door het sneuvelen van Herman, door het verblijf van Cis in meerdere concentratiekampen en door de verwoesting van hun woningen door mijnontploffingen in de Akkerstraat en een V.1-neerstorting in het Akkerpad werd de oorlog voor dit gezin een ware ramp.

Door Bart Beaard

De Akkerstraat te Vlijmen in 1935. Het derde en hoge huis was van de familie Suijs. Het bestond uit een kleermakerij en een woning. (Foto: Collectie Nico de Bont)

De Akkerstraat te Vlijmen in 1935. Het derde en hoge huis was van de familie Suijs. Het bestond uit een kleermakerij en een woning. (Foto: Collectie Nico de Bont)

Herman Suijs

Herman was een vooraanstaand lid van de illegaliteit en nam vanaf 1942 deel aan verzetsactiviteiten. Na de bevrijding op 5 november 1944 sloot Herman zich aan bij de Ordedienst (OD) van de Vrijwillige Binnenlandse Strijdkrachten. Deze Dienst stelde zich ten doel om na de verdrijving van de Duitsers de openbare orde in Nederland te handhaven en zo de overgang naar een normale samenleving mogelijk te maken. Daarvoor werden strategische gebouwen en bruggen bewaakt, collaborateurs gearresteerd en gevangengezet en werden de geallieerde legers op alle mogelijke manieren gesteund bij de verdere oorlogsinspanningen. Bij de OD verleende Herman hulp aan de geallieerden, door als chauffeur op te treden voor een Britse ‘Captain’. Op de avond van 26 november 1944 kwam Herman Vlijmen binnenrijden in een gevorderde wagen met een lading spullen van het onderkomen van de OD. Het was inmiddels spertijd. Herman passeerde Engelse wachten en miste mogelijk een sommatie om te stoppen. De Engelsen vermoedden een infiltratiepoging van boven de Maas gelegerde Duitsers en onmiddellijk openden zij het vuur op de wagen. Herman raakte ernstig gewond door een kogel die hem in zijn long had geraakt. Hij werd onmiddellijk naar het militair veldhospitaal in Goirle vervoerd, omdat alleen daar de middelen voorhanden waren die Hermans leven nog konden redden. Hij werd de volgende dag, op 27 november, nog geopereerd, maar de geboden hulp mocht niet meer baten. Hij bezweek later diezelfde dag aan zijn verwondingen. Op 1 december 1944 werd hij met militaire eer begraven op het R.K. kerkhof van Vlijmen. Weduwe Nel Suijs-Labou verhuisde met haar zoon Hans naar ’s-Hertogenbosch, waar op 11 mei 1945 zoon Herman werd geboren.

Gedachtenisprentje van Herman Suijs. Hij overleed op 27.11.1944 na een noodlottig schietincident. (Foto: Collectie Nico de Bont)

Gedachtenisprentje van Herman Suijs. Hij overleed op 27.11.1944 na een noodlottig schietincident. (Foto: Collectie Nico de Bont)

Verzet en gevangenneming van Cis

Vanaf het begin van de oorlog waren de zussen Cis en Dré bij het verzet betrokken. Dré werkte op het sub-distributiekantoor van Vlijmen, een afdeling van ‘Distributiekring 251’ in Waalwijk. Deze kantoren waren verzamelplaatsen van verzetsmensen en onderduikers, die door de medewerkers van het kantoor voorzien werden van bonkaarten voor onder andere levensmiddelen en textiel. Zo ook gaven Dré en Cis vaak onderduik in hun woning, maar ook in het bos van hun vader Jan in Cromvoirt. Cis was meer de koerierster van vervalste persoonsbewijzen en bonkaarten. Men vermoedde dat ze koerierster en onderduikgeefster was voor de ‘Gerritsgroep’ die in Tilburg de politieman Gerrits probeerde te liquideren. Gerrits was verantwoordelijk voor het oppakken van meer dan tweehonderd Joden in Tilburg.

Op 2 maart 1944 om half vier werd Cis vanwege haar verzetsactiviteiten van haar bed gelicht en werd voor verhoor overgebracht naar De Wolvenhoek, het Huis van Bewaring in ’s-Hertogenbosch. Bij haar arrestatie had Cis valse persoonsbewijzen in haar bezit. Dezelfde dag werd ze overgebracht naar de Polizeigefängnis Haaren en op 27 juni naar Kamp Vught. Op 6 september, de dag na Dolle Dinsdag, werd Kamp Vught geheel ontruimd en werden 652 Nederlandse vrouwen gedeporteerd naar het concentratiekamp Ravensbrück bij Berlijn. De onderlinge solidariteit van de vrouwen maakte de groep sterk. Strijdliederen zingend trokken ze Ravensbrück binnen, tot schrik van de SS (Schutz Staffel).

In Duitse concentratiekampen

Bijna tweehonderd van hen, waaronder Cis, werden een maand later geselecteerd voor werkzaamheden bij AGFA en op 12 oktober overgebracht naar een buitenkamp (Außenlager) van Dachau bij München, het AGFA-commando. Daar verbleef ze het langst. In het kamp waren ongeveer 500 vrouwen, waarvan omstreeks 193 Nederlandse verzetsvrouwen. In de fabriek van AGFA moesten ze tijdontstekers voor luchtdoelgranaten en V.1’s maken. Ze draaiden soms expres schroefjes dol om de werking van het tijdmechanisme te saboteren. Hun kamp lag op 20 minuten loopafstand van de fabriek. In de kampen werden, zo mogelijk, kerkelijke bijeenkomsten gehouden. Cis, die de bijnaam ‘Het Pastoorke’ had, zorgde voor de preken. Dat lukte haar wel doordat ze in Vlijmen lid was van de toneelvereniging ‘Utile Dulci’. In het buitenkamp maakte zij van kladpapier en ribkarton een kerkboekje met 48-pagina’s. In het kerkboekje stonden de gebeden van de H. Mis en een aantal liederen. Op 12 januari 1945 staakten zij voor een betere voeding.

Bevrijding

Op 27 april 1945 begon Cis met haar lotgenoten aan de zogenaamde ‘Dodenmars’ vanuit het buitenkamp bij Dachau naar het zuiden. Bij de ‘Dodenmars’ in de Beierense bergen vertikten ze het massaal om verder te gaan: ”Dan maar de kogel”. Het doel van de Duitsers was een dam door te steken en alle getuigen (gevangenen) te verdrinken. Op weg naar dat dal met de dam werd op 30 april 1945 de tocht beëindigd bij de parochiekerk en de boerderij ‘Walserhof’ te Wolfratshausen. Toen kwam de invasie van de Amerikanen van de Rainbowdivisie van het 7e Leger en dat was voor Cis en haar lotgenoten de bevrijding. Op die dag pleegde Hitler zelfmoord. Op 4 mei vertrokken zij uit Wolfratshausen en na een grote omweg via Zwitserland, Frankrijk en België keerden de vrouwen van het AGFAcommando uiteindelijk op 21 mei in Nederland terug. Op 22 mei kwam Cis aan op het station van ’s-Hertogenbosch en vernam daar alle ellende die haar familie was overkomen. Over hetgeen Cis Suijs is overkomen staat meer informatie in de boeken ‘Samen eervol overleefd’ van Hans Suijs en ‘De tyranny verdryven’ van Bert Meijs.